Deel 4: Kwaliteit heeft vele gezichten
Het Amsterdams Fonds voor de Kunst bestaat vijftig jaar. In vijf delen wordt teruggekeken op de geschiedenis. Deel 4 vertelt over de transformatie tot een allesomvattend fonds dat er met aangepaste criteria steeds beter in slaagt iedereen in de stad te bereiken.
Een organisatorische Big Bang. Dat is nog de meest treffende typering van de omschakeling die het AFK maakte nadat het fonds eind 2015 van de gemeente te horen kreeg voortaan ook verantwoordelijk te zijn voor alle vierjarige subsidies met uitzondering van de zogenaamde Amsterdamse basisinfrastructuur. Naast zo’n 1000 jaarlijkse aanvragen voor projectsubsidies kreeg het fonds er 219 aanvragen bij voor structurele ondersteuning, waarvan 111 van organisaties die voor het eerst aanvroegen. Ook werd een tweejarige regeling geïntroduceerd voor organisaties die nog relatief kort bestaan. Het budget verdrievoudigde tot ruim €32 miljoen, het aantal medewerkers verdubbelde en ook de adviseurspool werd flink uitgebreid.[1]
Maar het meest ingrijpende was de nieuwe werkwijze die het fonds in korte tijd moest ontwikkelen. Het gemeentelijk besluit werd genomen in april, de regeling moest staan in oktober, het aanvraagformulier ging de wereld in per november en in februari werd begonnen met beoordelen.
De transformatie werd ingezet onder Clayde Menso. Om die nieuwe werklast aan te kunnen werd het AFK organisatorisch omgevormd. Als kwartiermaker werd daar Laurien Saraber voor aangetrokken, die eerder betrokken was bij een soortgelijke operatie bij het Fonds Podiumkunsten. Zij bouwde het AFK om tot een soort festivalorganisatie, waarbij een deel van de medewerkers gedurende een relatief korte periode intensief bezig zijn met vooral de meerjarige subsidies. Na dat piekseizoen keert iedereen terug naar zijn doorlopende werk van project- en tweejarige subsidies, de monitoring van gesubsidieerde organisaties, voorlichting aan aanvragers, en activiteiten zoals de 3Package Deal en Amsterdamprijs.
In 2017 werd Menso als directeur opgevolgd door Annabelle Birnie. “Een stadsfonds voor iedereen”, noemt Birnie de organisatie die zij de daarop volgende vier jaar verder vormgaf. “Voor makers, organisaties, stichtingen en verenigingen. Voor professionals en amateurs. Voor iedereen die cultuur beoefent of dat wil doen. En al die mensen kunnen rekenen op dezelfde zorgvuldigheid bij de behandeling van hun aanvragen, van gesprekken vooraf tot een algehele reflectie op het oordeel. Dat is een groot goed.”
De ervaringen met de eerste subsidieronde onder AFK-leiding boden handvatten om de regeling te finetunen, vooral op het gebied van toegankelijkheid. Hoewel het fonds al jaren expliciet had ingezet op een meer gelijkwaardige verdeling van middelen over de stad en proactief de wijken in ging met spreekuren en cultuurverkenners, bleven bepaalde stadsdelen – met name Zuidoost en Nieuw West – achter bij de streefcijfers. Het beleid werd bovendien steeds meer geformuleerd in termen van diversiteit en inclusie. De ondersteunde kunst moest meer een afspiegeling worden van de in de stad aanwezige culturen.
Om dat voor elkaar te krijgen legde het AFK de eigen werkwijze onder de loep en gingen de beoordelingscriteria voor de periode 2021-2024 op de schop. Als eerste werd de eis van artistieke kwaliteit vervangen door het begrip ‘artistiek belang’. Hiermee werd afstand genomen van een absoluut kwaliteitsbegrip, dat ondanks zijn pretenties van neutraliteit onmiskenbaar normatief bepaald is. Uitgesleten termen als ‘vakmanschap’, ‘oorspronkelijkheid en ‘zeggingskracht’ werden geschrapt. In plaats daarvan wordt gekeken naar de waarde die een plan heeft voor de ontwikkeling van de aanvrager en voor het publiek. Er is meer ruimte voor experiment en de kracht van het idee weegt zwaarder dan een perfecte uitvoering.
Ook het criterium ‘zakelijke kwaliteit’ werd niet langer meer gebruikt. Voortaan staan haalbaarheid en het realisme van de plannen voorop. Een goede begroting is nog steeds nodig maar het gaat niet om de hoogste zakelijke ambities of wie de beste ondernemer is.
Met de aanpassingen wilde het AFK aansluiten bij de ontwikkelingen in het kunstenveld en “meebewegen naar de toekomst”, zoals Saraber zegt. “De diversiteit aan stemmen in de stad is enorm toegenomen maar die stemmen worden nog niet allemaal gehoord. De nieuwe generatie kunstenaars opereert ook anders. Ze werken steeds vaker in collectieven en maken presentaties waar ze ook de vloer gunnen aan anderen. Programmeurs stellen zich niet meer op als alwetend maar geven de sleutel van het podium aan makers. Het ego-tijdperk is voorlopig wel ten einde.”
Die veranderingen in het veld had het AFK in betrekkelijk korte tijd kunnen pareren door haar eigen denken en doen ingrijpend om te gooien. Maar de volgende uitdaging stond alweer voor de deur, eentje die niemand had zien aankomen en waarvan niemand kon voorspellen hoe lang die zou duren. Het begon met nieuwsberichten over een mysterieus virus dat was opgedoken in China.
---
[1] Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst (2016) Beleidsplan 2017-2020